Psalms 66


Ja, zij overleggen met elkaar
hoe zij hem kunnen neervellen.
Zij houden van de leugen,
met hun mond spreken zij vriendelijke taal,
maar in hun binnenste vervloeken zij mij.

1 O mijn ziel, zoek uw rust alleen bij God.
Van Hem verwacht ik alles.

2 Hij is werkelijk mijn rots en bevrijder,
Hij is als een burcht voor mij,
niets krijgt mij uit mijn evenwicht.

3 God zorgt voor mijn redding
en redt ook mijn eer.
Hij is mijn sterke rots.
Alleen bij God kan ik altijd schuilen.
Hij beschermt mij.

4 Volk, stel altijd uw vertrouwen alleen op Hem.
Vertel Hem alles
en houd niets voor Hem verborgen.
Bij God kunnen wij altijd schuilen.
Hij beschermt ons.

5 Mensen stellen in Gods ogen zo weinig voor:
armen zijn als een ademtocht
en rijken vaak onwaarachtig.
Als Hij hen weegt,
gaat de weegschaal omhoog,
zo gering is de mens vergeleken bij Hem.

6 Hecht geen waarde aan verdrukking,
verwacht niets van onrechtmatige opbrengsten,
en als u rijk wordt,
laat het uw leven met God dan niet beïnvloeden.

7 God heeft het Zelf gezegd,
meermalen heb ik het gehoord:
alle kracht komt van God.

8 Here, ook de goedheid en trouw
komen alleen van U.
Iedereen ontvangt van U loon naar werken.

9

Een psalm van David, die hij schreef in de woestijn van Juda.

10
11 God, mijn God, ik zoek U overal,
mijn hart dorst naar U.
Ook mijn lichaam verlangt naar U
in dit dorre, droge land, waar geen water is.

12 Ik heb U in uw heiligdom gezien,
ik zag uw kracht en majesteit.

13 Uw goedheid en trouw overtreffen het leven zelf.
Ik zal met mijn mond uw naam grootmaken.

14 Mijn leven lang wil ik U prijzen,
mijn handen naar U opheffen wanneer ik bid.

15 Er is niets anders waarnaar ik verlang,
er komen prachtige lofliederen over mijn lippen,
16ook ʼs nachts als ik wakker lig en over U nadenk.

17 Want U bent mij altijd te hulp gekomen.
Ik jubel het uit vanuit de beschermde plaats
waar U mij in leven houdt.

18 Alles in mij richt zich op U.
Ik kan niet zonder U,
uw hand houdt mij vast.

19 Maar de mensen die op mijn ondergang uit zijn,
zullen in de diepte van de aarde worden neergelaten.

20 Zij zullen omkomen door het zwaard
en ten prooi vallen aan de wilde dieren.
Copyright information for NldHTB